Te weinig bestaansreden?
Vijftig jaar eerder
De oprichting van de LKG T&T vond drie maanden later plaats dan het eerste radio-interview over travestie en transseksualiteit door Jan Brusse vanuit Parijs: “HIER PARIJS, HIER JAN BRUSSE”. Hij interviewt, op 6 juni 1971. de “gelegenheids-” travestiet Carla Hassener (zij vindt het een rol) en de transseksuele artieste Romy Haag. Na dit interview duurt het nog een klein jaar voordat travestie en transseksualiteit vaker op de agenda staan (kranten en tijdschriften niet meegerekend). Op 29 mei 1972 volgt de NOS met de radio documentaire, bij Beeld en Geluid (B&G) als volgt omschreven:
“ONDERWERP: TRAVESTIETEN EN TRANSSEKSUELEN“
“Documentaire over de transvestiet. Gesprekken met medewerkers van de travestieclub ‘Madame Arthur’ in Amsterdam en met – meest getrouwde – mannen die zich als vrouw verkleden of vrouw willen worden. Zij spreken over de ontdekking van hun seksuele geaardheid; de sensatie; het taboe en het onbegrip bij de omgeving en bij artsen.
Commentaar door professor Van Emde Boas die o.a. de verschillen uitlegt tussen de ’transvestist’ en de ’transseksist’. Tevens komen aan het woord: sociaal-psycholoog Anton Verschoor die travestieten begeleidt, en (´hun´) echtgenotes.”
Alice bij Sonja
Pas in 1984 brengt Sonja Barend voor een groter publiek, in SONJA OP ZATERDAG, travestie onder de aandacht. Zaterdagavond 29 december werd gedenkwaardig. In de beschrijving (B&G) staat: “Interview van Sonja met travestiet “Alice” aan tafel en drie andere travestieten op de tribune, over de drijfveren, waarom de behoefte tot verkleden, problemen met vrouw, kinderen en werk, het gelovig zijn wordt als extra belasting ervaren, verschil tussen travestie en transseksualiteit.”
Tendens: travestiet voelt zich gediscrimineerd en vraagt om meer begrip
Alice in nowhere land
Het publiek reageerde min of meer geschokt op het onderwerp: “Dat dergelijk onnatuurlijk gedrag kon bestaan!” Voor “Alice” zou deze avond grotere gevolgen hebben. Ze vertelde dat als ze het zou wagen om op tv te verschijnen haar vrouw direct van haar zou scheiden. Hoe het verder ging met Alice is onbekend.
Een warrige toekomst
Dit en meer bedacht ik bij het (her-)lezen van het voornemen om de vereniging op te heffen. Eerder schreef ik al dat te begrijpen. De aanwas van jongeren is te verwaarlozen (vanwege alternatieven) en van mensen zoals ik (71 jaar) kun je moeilijk verwachten dat ze dat gat opvullen. Tegelijkertijd schrijft Evelien (terecht): “De afgelopen twee jaar zijn transgender personen er behoorlijk bekaaid vanaf gekomen. In het hele land zijn T&T-avonden niet doorgegaan vanwege de lockdowns. En dat waren nou juist altijd de plaatsen, waar mensen die in de knoop zitten met hun genderidentiteit steun en verbondenheid konden vinden.” Hoe moeten we met dit alles verder?
Een zorgelijke toekomst
Dat gehouden tegen de recente geschiedenis geeft de opmerking van Evelien nog meer reden tot zorg. Voor travestieten is er in vijftig jaar weinig veranderd. De Online wereld lijkt nog hun enige uitlaatklep. Een constatering die niet vrolijk stemt. Feit is ook dat in de LHBTIQA+ familie de T-leden vooral lijken te bestaan uit (dan wel worden voorgesteld als) transmannen en -vrouwen (al dan niet met ´zg.´ homofiel profiel). Terwijl die over het geheel genomen (voor zover ik weet) een minderheid vormen. Niet dat ik me daar als een soort van travestie-activist tegen wil afzetten, maar het voelt desondanks vervelend.
Dat laatste heb ik ook bij de alternatieven voor Transformatie. Het Continuüm had al mijn sympathie. Trans magazine ken ik nog niet goed genoeg, maar de eerste blik vind ik lastig. De overige organisaties zijn, wat mij betreft, teveel bezig met (zichzelf en) de emancipatie van de trans mannen en vrouwen en zeker niet met die van alle Transgenders. Die tweedeling is behoorlijk hardnekkig en dat verdriet mij, zeker als je de feiten laat spreken. Dus, te weinig bestaansreden? Zeker niet, ik zou alleen niet weten hoe.
Ik was bij de oprichting van T&T, dus ik zal ook maar bij de opheffing aanwezig zijn. Tussen die twee data in ben ik, behalve de eerste paar jaar, een (te?) slapend lid geweest.
Het is me nostalgisch te moede, en ik wou maar dat dit mijn geheugen wat aanscherpte, echter helaas…
Ik zal proberen om bij de NVSH nog wat gegevens te vinden. Ik weet dat ik in 1970 of ’71 geïnterviewd ben door haar radioprogramma (men had toen zendtijd), daar moet in het blad Sextant iets over te vinden zijn. Ook de namen Anton Verschoor en Jos Megens (beiden inmiddels wijlen), die ons vanuit de NVSH begeleidden, moeten ergens kunnen opduiken.
Maar nu een misschien moeilijke maar voor mij belangrijke vraag: kennen jullie nog andere leden die bij het allereerste begin betrokken waren? Zo iemand(en) zou ik graag op de ledenvergadering of elders eens ontmoeten, nu het nog kan.
Bedankt voor de moeite,
Toon van der Aa, L204
Dank voor je reactie Toon. Ik verheug me erop om je nu eens in levenden lijve te gaan ontmoeten.
Hallo Toon,
Ik ben omstreeks 1983/1984 met de T&T groep in Utrecht (Wiitevrouwensingel) in kontakt gekomen. Dus niet helemaal vanaf het eerste begin. In 1986 ben ik naar Rotterdam verhuisd en daar via de NVSH Den Haag actiever geworden binnen de LKG T&T, w.o. bestuurslid en betrokken geweest bij de omvorming naar een formele zelfstandige vereniging.
Door gewijzigde privé omstandigheden, maar ook door veranderde interesse, ben ik gestopt bij de LKG. Maar als je vragen hebt, wil ik best proberen eens herinneringen op te halen.
Heel herkenbaar. Voor crossdressers is dit inderdaad de enige landelijke organisatie die daar -echt- oog voor heeft. Dat is allemaal begrijpelijk, maar voor de nog aanwezige crossdressers is het eufimistisch gesproken vooral erg vervelend.
De andere kant is er ook: al jaren wordt van de leden meer gevraagd dan geld over te maken (ik denk dat de vereniging de rijkste landelijke transgender organisatie is) en al jaren lukt dat niet. Al jaren wordt gevraagd wat we dan gaan doen en heel veel verder dan voorlichting komen we niet. En ook de voorlichting zit in het slob.
Er is ook een positieve kant. Ik vermoed dat minder jongeren in de kast zitten dan vroeger. Zowel absoluut als relatief stijgt het aantal mensen dat zich aanmeldt bij de genderteams, mensen melden zich ook telkens jonger aan. De voorlichting die wij en anderen jarenlang gegeven hebben heeft effect gehad: de acceptatie is verbeterd (nee, we zijn er nog niet, dat weet ik goed) en daardoor durven mensen meer zichzelf te zijn. Meer mensen stellen ook het binair zijn van gender ter discussie, met als hoogtepunt (voor mij dan) Lara Billie Renzen op radio 1.
Ik wil de vereniging graag bedanken voor alles wat ze bood. Ik wens iedereen veel energie en soms (nog steeds) ook kracht toe om buiten de vereniging zo goed mogelijk je leven te leven.
Dank voor je reactie Frederique. We hebben al dat werk niet voor niets gedaan: heel veel mensen zijn door de vereniging geholpen en bij elkaar gebracht. En de meeste bijeenkomsten in het hele land zijn toch ook voortgekomen uit onze club. Gelukkig blijven die doorgaan.
Bij het schrijven van “Te weinig bestaansreden?” hoopte ik op reacties van de leden op het begrijpelijke opheffingsvoorstel van het bestuur. Met uitzondering van Toon, Frederique en Evelien (dank daarvoor) blijft het echter angstvallig stil. De leden, zelfs de weinige actieve, lijken zich bij dat (onvermijdelijke) lot te hebben neergelegd. Ook al heb ik daar begrip voor toch hoop ik dat nog voor de aangekondigde vergadering op 7 mei a.s. er alsnog genoeg reuring ontstaat om het bestuur in ieder geval te steunen in een keuze voor een redelijk altenatief.